De vertalingen van Slowaakse literatuur in het Nederlands zijn op de vingers van twee handen te tellen. Daarentegen zijn er tientallen Nederlandstalige werken vertaald in het Slowaaks. In 1978 ontving Júlia Májeková (1919-1991) de Martinus Nijhoffprijs voor haar vertaling van Nederlandse literatuur in het Slowaaks. Zij verbleef in 1947-48 als doctoraal student neerlandistiek in Leiden. Feitelijk was dit het enige levendige contact dat ze met het land had van een taal, die haar verdere leven zo heeft beïnvloedt. Zij vertaalde onder meer door het communisme getolereerde kritische sociaal-maatschappelijke boeken als Max Havelaar en Woutertje Pieterse van Multatuli, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan van Couperus, Het stenen bruidsbed van Mulisch en De verwondering van Claus. De Nijhoffprijs ontving ze op de Nederlandse ambassade in Praag, omdat ze van de communistische autoriteiten geen toestemming kreeg om naar Nederland te gaan.
De andere vertaler van Nederlandstalige literatuur Adam Bžoch (1966) kwam direct na Májeková; zij hebben elkaar nooit gekend. Zijn eerste vertaling was Twee Vrouwen van Mulisch in 1993, haast obligaat als vingeroefening van het vertaalvak. Heel belangrijk was zijn vertaling van het Dagboek van Anne Frank in 1996, de eerste complete, ongecensureerde vertaling van het dagboek in het Slowaaks. Vooral de laatste jaren heeft Bžoch – onder meer docent neerlandistiek aan de Katholieke Universiteit van Ružomberok – eigenzinnig vertaald wat hijzelf mooi vindt en wat onbetwiste meesterwerken zijn van de Nederlandse literatuur: De Avonden van Reve, Bezonken Rood van Brouwers, De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel van Nescio, Een nagelaten bekentenis van Emants en Turks Fruit van Wolkers, Publieke Werken van Rosenboom. In 2008 werd hij voor zijn verdienste geridderd door de Nederlandse koningin.