NRC Next, 25 SEPTEMBER 2012
‘Monsieur Muller, vous êtes positif!” klonk het triomfantelijk. Met ongeloof keek ik de douanier aan. Tot dat moment beschouwde ik het oponthoud nog als een avontuur om mee thuis te komen. Na de controle van de handbagage op het vliegveld van Cayenne, de hoofdstad van Frans Guyana, vroeg de douane me mee te komen.
‘Monsieur Muller, vous êtes positif!” klonk het triomfantelijk. Met ongeloof keek ik de douanier aan. Tot dat moment beschouwde ik het oponthoud nog als een avontuur om mee thuis te komen. Na de controle van de handbagage op het vliegveld van Cayenne, de hoofdstad van Frans Guyana, vroeg de douane me mee te komen. In het kamertje waar ik naartoe werd geleid waren vier douaniers aanwezig en ik zag mijn propvolle rugzak die ik bij het inchecken had afgegeven op een tafel staan. Voor mijn ogen werd die leeggeschud, ik moest mijn schoenen uitdoen en afgeven en meekomen naar het toilet voor een urinemonster. Een douanier bleef naast me staan waardoor ik me onmogelijk kon ontspannen. Een waterkraan werd voluit opengezet en na lange minuten produceerde ik het kleinst mogelijke monster.
Toen de douanier de uitslag van de test riep, ging als een flits mijn verblijf in Suriname en Frans Guyana door me heen. Ik wist dat ik geen drugs had ingenomen. Maar het was geen geheim dat op feesten in Paramaribo door diplomaten en zakenlieden cocaïne werd gesnoven. Had ik de verkeerde persoon de hand geschud? Had ik in een internetcafé aan het toetsenbord gezeten waarop sporen van cocaïne zaten van de vorige gebruiker? Had iemand in mijn voedsel of drank drugs gedaan? Ik had van iemand een kauwgompje geaccepteerd. Kon dat het zijn?
Ik voelde geen paniek, alleen uiterste helderheid. Ik volgde nauwkeurig hoe de inhoud van mijn rugzak werd uitgeplozen. Als ze drugs in mijn urine vinden, gaan ze straks ook drugs in mijn bagage ‘vinden’. Want ik wist zeker: dit was een set-up. Ik vroeg een telefoontje te mogen plegen naar mijn vrouw, die dan de ambassade kon bellen, maar ik moest mijn telefoon afgeven. Ik was niet gearresteerd, de douane is geen politie, en zo had ik nog geen rechten, werd mij gezegd. Ik werd uitgekleed en nauwkeurig bekeken. Ik zag op de klok dat mijn vliegtuig was vertrokken, en voelde pas toen dat dit ernst was.
De douaniers vroegen me waar ik had verbleven, met wie ik in contact was geweest, de een op barse toon, een ander op vriendelijke, kameraadschappelijke. Ik beantwoordde zo eerlijk mogelijk alle vragen. Ze vertelden me dat ik geëscorteerd zou worden naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Ik kreeg handboeien om. Ik beleefde het meest vernederende moment van mijn leven toen ik onder douanebegeleiding door het kleine vliegveld van Cayenne werd geëscorteerd onder de blikken van wachtende passagiers.
De douanier achter het stuur verzekerde me dat ze met „mijn soort uitschot ” wel raad wisten. Naast mij zat een vrouwelijke douanier. Haar smeekte ik letterlijk om de handboeien tenminste in het ziekenhuis uit te doen, ik zou toch zeker niet vluchten, en bovendien, onder ogen van patiënten als een misdadiger te worden begeleid, nee, dat zou ik echt niet meer verdragen. Ze was clement, al gaf de man achter het stuur haar ervan langs.
Mijn bloeddruk werd genomen en daarna een foto van mijn maag. Een vriendelijke arts vertelde me dat ik schoon was. Hij verzekerde me dat ik zeker een lichamelijke reactie zou hebben gehad als iemand mij cocaïne had toegediend, wat mij nog meer overtuigde van mijn onschuld. Op dat moment had ik een contramonster van mijn urine moeten laten maken, maar die helderheid had ik niet meer. De volgende ochtend liet ik me in een privékliniek in Cayenne op alle soorten drugs testen. De uitslag ontving ik een week later: negatief.
Waarom dan hadden ze me aangehouden? Werd ik eruit gehaald om een ‘grote vis’ door te laten? En wat als ze toch iets hadden ‘gevonden’ in mijn bagage, wie van mijn familie en vrienden had dan in mijn onschuld geloofd?
ABRAM MULLER
Bron: NRC Next | 25 september 2012
Download hier het originele bestand