Michel Maas, 23 NOVEMBER 1996
De gouden Moyzesova-zaal van de Comenius-universiteit in Bratislava zit vrijdagmiddag vol nederlandstaligen. Afgevaardigden van ambassades, van de Taalunie, of van zusterfaculteiten uit de regio, en studenten. Uit Nederland, België, Zuid-Afrika, Indonesië, Hongarije, Tsjechië en Slowakije zijn ze gekomen om de oprichting van de eerste volwaardige faculteit voor Neerlandistiek in Slowakije te vieren.
Barbertje moet hangen speelt een thuiswedstrijd. In het Slowaaks, want de studenten zijn nog maar net begonnen.
De gouden Moyzesova-zaal van de Comenius-universiteit in Bratislava zit vrijdagmiddag vol nederlandstaligen. Afgevaardigden van ambassades, van de Taalunie, of van zusterfaculteiten uit de regio, en studenten. Uit Nederland, België, Zuid-Afrika, Indonesië, Hongarije, Tsjechië en Slowakije zijn ze gekomen om de oprichting van de eerste volwaardige faculteit voor Neerlandistiek in Slowakije te vieren. Barbertje moet hangen speelt een thuiswedstrijd. In het Slowaaks, want de studenten zijn nog maar net begonnen.
450 Studenten hadden zich voor het nieuwe hoofdvak aangemeld. Van hen slaagden er tweehonderd voor het toelatingsexamen. En nu zitten er 34 uitgelote gelukkigen in de zaal, die naast Duits of Engels ook Nederlands studeren en al geluidloos mee-lippen als op het podium gezongen wordt: ‘O Nederlands, ik hou zoveel van jou.
Nederlands is als vak een oud verschijnsel in Centraal Europa. De faculteit aan de Karelsuniversiteit in Praag bestaat volgend jaar 75 jaar, Nederlands is een hoofdvakstudie aan drie universiteiten in Polen en twee in Hongarije, en sinds vrijdag dus ook aan de Comenius Universiteit in Bratislava – waar sinds de jaren vijftig wel een zeer bescheiden lectoraat Nederlands bestond.
De Nederlands-Vlaamse Taalunie heeft enkele jaren geleden een speciaal plan opgezet om het Nederlands in Centraal Europa te bevorderen. Vooral de financiële bemoeienis van de Taalunie heeft de bloei van die faculteiten bevorderd, en de opwaardering van de vakgroep in Bratislava mogelijk gemaakt. Volgens Marc le Clerq van de Taalunie is het aantal studenten de afgelopen jaren verdubbeld. ‘Het zijn er elk jaar honderden.’
Waarom die allemaal Nederlands willen doen? De meeste studenten halen hun schouders op. Katarina: ‘Het is nieuw.’ Lubas: ‘Leek me leuk.’ Mira: ‘Het is een vreemde kleine taal. Exotisch, ja. Ik doe het naast Duits. Dat leek me wel passen.’ Roman: ‘Ik had een meisje in Den Helder.’
Ooit hopen ze iets met Nederlands te kunnen doen. Natuurlijk. Misschien kunnen ze tolken, voor het bedrijfsleven. Of vertalen. Mira heeft voor de douane al de Nederlandse douanewet vertaald – met het woordenboek ernaast. Maar ze zien wel. Dat is pas over vijf jaar aan de orde.
Abram Muller loopt rusteloos heen en weer. Hij is de man die in 1993 arriveerde als docent Engels, verzeild raakte bij Nederlands en daar aan het organiseren is geslagen. Hij wierf fondsen, onderhandelde met het universiteitsbestuur en slaagde erin om binnen drie jaar het lectoraat tot hoofdvak opgewaardeerd te krijgen. Sinds een maand is er een bibliotheek. De Taalunie schonk meubilair, computers en boeken.
De faculteit is af. En Muller is klaar. Hij wil nu naar Chili, om in Santiago een vakgroep op te bouwen. De eerste contacten zijn al gelegd. Wie weet kan hij over een jaar jaar opnieuw beginnen.
Michel Maas
BRATISLAVA
Bron: www.volkskrant.nl